zaterdag 6 juli 2024

Overgrootmoeder Rinske

Mijn moeder is geboren op 21 januari 1922, op een boerderij in het gehucht Schilligeham, bij Winsum (Groningen). Het was een strenge winter. Het duurde daarom tot 24 februari voordat de familie van mijn oma (de Hilverda's) vanuit Tjamsweer (bij Appingedam) de tocht naar Winsum ondernam om op kraamvisite te gaan. Ze waren met z'n vieren; de ouders van mijn oma (Rinske en Wybe) en twee zussen, Ettje en Jeltje. 

Hoe de precieze route van de bus uit zag weet ik niet, maar ze zullen eerst de bus naar Groningen hebben genomen. Waarschijnlijk moesten ze daar overstappen op een bus naar Winsum. Het laatste stuk naar de boerderij zouden ze lopend hebben kunnen doen.

De bus kwam echter niet in Groningen aan. Vlak voor de stad reed hij het Damsterdiep in. Hoewel er nog wel ijs op het diep lag was de weg niet glad; waarschijnlijk was er een probleem met de stuurinrichting van de bus. 

Mijn overgrootmoeder zat voorin; zij is vermoedelijk gewond geraakt doordat de overige passagiers over haar heen vielen. Ze werd naar het ziekenhuis in Groningen gebracht waar ze de volgende dag overleed. Ze was de enige passagier die het ongeluk niet overleefde.

In het Nieuwsblad van het Noorden van 24 februari staat het ongeluk uitgebreid beschreven (zie hier). Ook over de oude vrouw Hilverda (57) die er niet best aan toe was. 

Op de site van de Beeldbank Groningen staat een foto van de bus met daar ook een verwijzing naar het uitgebreide krantenartikel. Zie Beelden (beeldbankgroningen.nl)


Ook verschillende andere kranten uit die tijd maakten melding van het ongeluk, zoals de Provinciale Drentsche en Asser courant:

Provinciale Drentsche en Asser courant

Het verslag van het Nieuwsblad van het Noorden staat hier en hier. Hieronder de volledige tekst van het artikel van 24 februari.

GRONINGEN, 24 Feb.

Een autobus met 13 personen in het Damsterdiep

Vanochtend, omstreeks kwart voor negen, is de autobus A 5142 van de Damster-Automaatschappij, op weg van Appingedam naar Groningen, waarin zich, behalve de chauffeur 12 passagiers bevonden, ongeveer een kilometer voorbij het Abattoir in het Damsterdiep gereden. De auto, waarin meerendeels dames zaten, is van het midden van den weg op zij geschoten en moet met een draai in het water terecht zijn gekomen, want de auto stond met den kop naar de richting Appingedam gekeerd in het water. Het achtergedeelte, waarin zich de ingang van het vervoermiddel bevindt, steekt boven het water uit, waardoor de inzittenden gelukkig gered konden worden. Het laat zich denken, dat de passagiers hevig schrikten; de omwonenden hoorden plotseling een hartverscheurend gegil en aanvankelijk dacht men aan een catastrophe. De eerste berichten, welke ons bereikten luidden dan ook, dat alle inzittenden waren omgekomen. Gelukkig is dit, dank zij vooral het kordaat optreden van de landbouwers J.H. Makken van Oosterhoogebrug en D. Bouwman van Euvelgunne, niet het geval gebleken. De chauffeur en de heer Bulthuis, die naast hem voorop zat, verlieten, doornat, de autobus door over het voertuig heen te klauteren, de andere reizigers werden met hulp van de beide koemelkers, die met hun melkwagen passeerden, uit hun benarde positie gered, waarbij ook de heer Bakker, een der omwonenden zich verdienstelijk heeft gemaakt. Vier der inzittenden hebben de reis naar Groningen te voet voortgezet, een achttal werd aanvankelijk bij omwonenden ondergebracht. De meesten hadden niet-ernstige hoofdwonden gekregen door het breken van de ruiten; een oude vrouw is per Groene Kruisauto, die onmiddellijk ter plaatse was, naar de stad gebracht, daar zij, ofschoon niet gewond, door den schrik was bevangen. Het ergst is er aan toe de bejaarde vrouw Hilverda uit Tjamsweer. Zij zat voorin den wagen, die, zooals wij reeds opmerkten, met den kop vooruit in het water is terecht gekomen. Zij kreeg dus haar medepassagiers op het lichaam en bovendien heelt zij, zooals dr. Nathans, die per motor was komen toesnellen, had geconstateerd, water binnen gekregen. Zij en haar echtgenoot en dochter zijn liefderijk opgenomen bij den heer Bakker, een andere, getrouwde dochter, mej. Doornbos, bij een der andere omwonenden. 

Doordat de autobus eenigszins door het ijs in het Damsterdiep werd tegengehouden, is het ongeval betrekkelijk goed afgeloopen. Wat de oorzaak van de zonderlinge zwaai van het voertuig is geweest, viel nog niet met zekerheid vast te stellen. De commissaris van politie, die op de plaats van het onheil aanwezig was, deelde ons mede, dat vermoedelijk de stuurinrichting onklaar is geweest. Voorbijgangers hadden kort te voren, toen de bus hen passeerde al verdachte, knappende geluiden waargenomen. Hoe die veroorzaakt zijn is nog niet opgehelderd; de chauffeur Bos is daaromtrent terstond na het ongeval door de politie gehoord.

Ook de brandweer rukte op het eerste signaal uit, doch behoefde, voor zoover de redding der inzittenden betreft, niet handelend op te treden. Zij zou de autobus op het droge halen, doch behoefde, wijl voor dergelijke karweitjes f15 per uur wordt in rekening gebracht, daarvoor eerst toestemming van de Damster Auto-Maatschappij, zoodat daarmede nog niet terstond een aanvang kon worden gemaakt.   

Het politieonderzoek ter plaatse werd geleid door den commissaris, den heer J. J. Tonckens en den inspecteur, den heer Kruizinga, terwijl later ook de hoofdcommissaris aanwezig was. De politie werd het eerst gewaarschuwd door de houtzagerij van Houten aan het Damsterdiep; zij waarschuwde onmiddellijk dr. Nathans, liet het personeel' dat gereed stond om op surveillance te gaan, naar het Damsterdiep vertrekken, requireerde de rijwielbrancards van de beide bureaux, bestelde de Gr. Kr.- en de ziekenauto en een majoor en 10 man personeel vertrokken met het zuurstof-apparaat. Aanvankelijk verkeerde men in het onzekere omtrent het lot van den heer Bulthuis, die zooals wij reeds meldden, naast den chauffeur had gezeten. In den loop van den ochtend deelde hij aan een agent, die Tusschen-beide-markten stond, mede, dat hij zichzelf in veiligheid had gesteld; hij was licht aan de handen gewond.

De chauffeur, de 21-jarige Willem Bos uit Wirdum heeft aan de politie bevestigd, dat het ongeval vermoedelijk een gevolg is geweest van een defect aan de stuurinrichting. Een der omstanders had ons verklaard, dat dit defect vermoedelijk was veroorzaakt door een aanrijding, die kort voor het ongeluk met een melkwagen had plaats gehad. Wij deelden dit den commissaris, den heer Tonckens mede, die er een onderzoek naar heeft ingesteld. Daarbij is gebleken, dat vóór het ongeval de bus inderdaad in aanraking is geweest met den melkwagen yan den landbouwer De Wit, die naar Oosterhoogebrug ging, zoodat de veeren van dezen wagen zijn beschadigd en de wagen zelf is ontwricht. Of de auto tengevolge van deze aanrijding is onklaar geworden, is nog niet met zekerheid uitgemaakt, waardoor ook nog niet te zeggen is of er van nalatigheid mag worden gesproken. Eerst na deze aanrijding is de autobus de beide andere melkboeren achteropgereden. De politie heeft terstond na het gebeurde een foto van de situatie gemaakt.

Omtrent den toestand der slachtoffers kunnen wij nader nog mededeelen, dat de 30-jarige mejuffrouw E. Doornbos, gehuwd, wonende te Farmsum er het slechts aan toe is. Haar toestand is ernstig; zij heeft inwendige kneuzingen en klaagt over benauwdheden. Ook haar moeder, de 57-jarige R. Hilverda uit Tjamsweer is er slecht aan toe. Beiden zijn uit het huis van den heer Bakker naar het ziekenhuis vervoerd; zij hebben vermoedelijk ook water in de longen gekregen. De echtgenoot van de oude vrouw, de 59-jarige heer W. S. Hilverda wordt nog bij de omwonenden verpleegd evenals de 20-jarige dochter Jeltje Hilverda. De namen van de verdere passagiers, voor zoover bekend zijn: mej. G. Biewenga uit Ten Post met haar 8-jarig zoontje Daniel, de 62-jarige mejuffrouw A. Bakker uit Winneweer, de jongeman E. W. J. Hemmes uit Appingedam en de 27-jarige mejuffrouw A. Riepma uit Losdorp, gemeente Bierum, dia aan de politie kennis heeft gegeven, dat zij na het ongeval een portemonnaie inhoudende f 30 vermiste.

Omstreeks 12 uur had de brandweer de autobus op het droge gebracht.

Wij hadden nog een onderhoud met de heer E. W. J. Hemmes uit Appingedam, een der passagiers, die ons verklaarde dat de bus de reis van Appingedam zonder eenige onregelmatigheid had gemaakt. Hij meende, dat het feit, dat het voertuig tegen den melkwagen van Makken is opgereden, die door de bus werd ingehaald; zoodra hij de in het water gereden bus had verlaten zag hij althans, dat de mannen bezig waren, melkbussen, die van dezen wagen waren gevallen, weer op te laden. Door, deze aanrijding verloor, naar hij meende de chauffeur het stuur van de auto, die daarna met een scherpe bocht naar de waterkant reed om op den berm eenigszins schuin op zij viel, zoodat hij geheel achterstvoren in het water terecht kwam. De passagiers vielen over elkaar en het mag een wonder heeten, dat Hemmes, die geheel vóór in den wagen zat, er zonder eenig kwetsuur is afgekomen. De meeste inzittenden werden gewond, doordat men, onze er uit te laten kruipen, de glazen van de toegangsdeur moest inslaan.


Mijn oma heeft ons hier nooit iets over verteld. Ik denk dat ze al overleden was toen we het verhaal van mijn moeder hoorden